Over de auteurs
Kai Pattipilohy is directeur van Diversion en Hannah Boerstra is senior adviseur bij Diversion, bureau voor maatschappelijke innovatie.
Nog te vaak krijgen jongeren juist op school aangeleerd dat gelijke behandeling een regel met uitzonderingen is in plaats van een grondrecht. Dat moet veranderen, betogen experts Kai Pattipilohy en Hannah Boerstra.
Feyenoord-aanvoerder Orkun Kökcü weigerde om zondag bij de Klassieker tegen Ajax de OneLove-band tegen racisme en discriminatie te dragen omdat hij ‘het gevoel’ had dat de band ‘in het leven is geroepen om andere redenen’.
Vrije keuze? Uiteraard. Wenselijk? Verre van. De club had ook kunnen kiezen Kökcü niet als aanvoerder op te stellen. Voetballers zijn niet te onderschatten rolmodellen voor jongeren. Nu krijgt de speler onder het mom van diversiteit alle ruimte om zichzelf te zijn, maar weigert de club opnieuw om vierkant achter de slachtoffers van discriminatie te staan.
Natuurlijk is die band geen wondermiddel voor het hardnekkige probleem van discriminatie in het voetbal. Maar de situatie is exemplarisch voor de halfslachtige houding van de clubs en de KNVB. Zo zijn het doorgaans het COC en het Cidi die aangifte moeten doen bij homohaat en antisemitisme van supporters en is de club in geen velden of wegen te bekennen.
We hebben een voetbalbond nodig die niets aan vrije interpretatie over laat en sancties oplegt aan clubs wanneer zij niet ingrijpen wanneer supporters of spelers de boodschap achter de OneLove-campagne ondermijnen. Of het nou misdragingen van supporters zijn of spelers die een OneLove-band weigeren. Zeer schadelijk
Het motto ‘inclusie is mooi, tenzij er moet worden genormeerd’ is zeer schadelijk, maar de voetbalwereld is niet de enige plek waar jongeren deze boodschap meekrijgen. Dat begint al op school: juist de plaats waar je je veilig zou moeten voelen, is dat voor veel leerlingen niet.
Wanneer het zelfreinigend vermogen van belangrijke instituties ver te zoeken is en discriminatie vrij spel krijgt, moeten we elkaar tot de orde roepen. In de twintig jaar dat onze organisatie scholen ondersteunt bij het bespreekbaar maken van maatschappelijke problematiek zien we keer op keer dat jonge mensen de boodschap krijgen dat je op basis van je identiteit en particuliere opvattingen bepaalde kennis niet voor waar hoeft aan te nemen.
We zien hoe er door docenten nog lang niet altijd wordt ingegrepen wanneer racistische, homofobe, islamofobe of antisemitische uitspraken in het klaslokaal klinken. We zien hoe op verzoek van ouders leerlingen uit de les worden gehaald wanneer onderwerpen zoals seksuele diversiteit worden besproken. Daar blijft het niet bij. We zien docenten die weigeren les te geven over het slavernijverleden omdat ze hun witte leerlingen na de Zwarte Piet-discussie ‘niet nog meer schuldgevoel willen aanpraten’. Holocaust
En dan heb je nog de andere kant van de medaille. Cidi-onderzoek toonde vorig jaar aan dat onderwerpen als het slavernijverleden, het Israëlisch-Palestijns conflict en de Holocaust afwijzende en heftige reacties van leerlingen oproepen. Het gevolg zien wij terug in de klas: docenten die het slavernijverleden wel bespreekbaar willen maken, maar dat uit angst voor reacties van leerlingen en hun ouders nalaten.
Hoe dit kan? De alarmbellen staan niet goed afgestemd. We beginnen ons als samenleving pas zorgen te maken over het onderwijs bij een uitgesproken conflict of de dreiging van geweld. Maar deze onrust is een slechte graadmeter. Want juist bovenstaande voorbeelden gaan niet altijd gepaard met rumoer. We geven dit praktijkvoorbeeld helaas al jaren, maar koelbloedig mededelen dat je niet gelooft in de Holocaust, leidt niet tot ingrijpen zolang je netjes de Shoah-feiten op kan sommen en de rapportcijfers prima zijn. Aan lot overgelaten
En wat we ook al jaren constateren: het zijn niet alleen leerlingen die hiervan de dupe zijn. Leraren worden door hun besturen aan hun lot overgelaten, doordat besturen weigeren om beleid op te stellen waardoor zij zich beschermd en ondersteund voelen om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken in de klas en wél op te treden in het geval van incidenten.
De school zou een plek moeten zijn waar je als jongere de democratische waarden – zoals verwoord in de grondwet – verinnerlijkt, maar het onderwijs krijgt nu nog te veel ruimte van de wetgever om niet op te treden wanneer ondemocratisch gedachtengoed wordt gedeeld in de klas.
Het is tijd dat vormende instanties als scholen en voetbalclubs hun verantwoordelijkheid nemen, zodat geen enkele jongere meer de boodschap krijgt dat gelijke behandeling een regel met uitzonderingen is, in plaats van een grondrecht.
VOLKSKRANT
|
Comments powered by CComment